U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Hartfalen - RTA | Beleid 1e lijn
a. Initieel onderzoek door huisarts
Wanneer bij 1, 2 en/of 3 afwijkingen worden gevonden, wordt bloedonderzoek aangevraagd waaronder NT-proBNP (of BNP) (1). Bij een normale waarde van NT-proBNP (of BNP) is HF onwaarschijnlijk. Is het NT-proBNP≥125 (of het BNP ≥35 pg/mL), dan is verder onderzoek naar de aanwezigheid en oorzaak van HF geïndiceerd.
b. Eventueel aanvullend onderzoek
Eventueel kan de huisarts voorafgaand aan de verwijzing alvast aanvullend onderzoek aanvragen. Relevant aanvullend onderzoek is:
c. Aanvullende diagnostiek in 1½ of 2de lijn
Bij een vermoeden van HF bespreekt de huisarts de noodzakelijke aanvulling van de diagnostiek met een echocardiogram met de patiënt en verwijst daarvoor naar de cardioloog in de 1½ (diagnostisch centrum) of 2de lijn. De uitkomst is het bevestigen of uitsluiten van de diagnose HF en eventueel onderliggend lijden en de behandelbaarheid daarvan. Bij de verwijzing voor echocardiografie worden de volgende gegevens door de huisarts aan de cardioloog verstrekt:
De rol van de cardioloog:
d. Behandeling door huisarts
Nadat de patiënt, dan wel na een consult met behandeladvies, dan wel na behandeling in de 2de lijn is terugverwezen naar de huisarts, wordt de hartfalenbehandeling weer door de huisarts overgenomen (zie ook ‘terugverwijzing naar 1ste lijn’).
Hierbij wordt de medicamenteuze behandeling gecontinueerd of verder geoptimaliseerd volgens het stroomschema in Bijlage C, waarbij bij HFrEF gestreefd wordt naar maximaal verdragen doseringen ACE-remmer (of ARB) en bètablokker. Bij blijvende klachten wordt hieraan een MRA in maximaal verdragen dosering toegevoegd (voor medicatiegroepen zie Bijlage B). Gedurende de instellingsfase van de medicatie komt de patiënt 1 keer per 2 weken op controle voor anamnese, lichamelijk onderzoek (bloeddruk, polsfrequentie, auscultatie hart en longen) en controle van de nierfunctie.
De dosering diureticum wordt periodiek ook zo nodig bijgesteld. Bij HFmrEF en HFpEF wordt de dosering diureticum periodiek zo nodig bijgesteld en wordt de overige medicatie (zoals de antihypertensiva) periodiek geoptimaliseerd. Na iedere aanpassing naar boven van de dosering diureticum, ACE-remmer, ARB of MRA vindt na 7 dagen controle plaats van het kreatinine/eGFR, natrium en kalium.
Bovendien vindt 2 x per jaar bloedonderzoek plaats:
e. POH
De POH begeleidt stabiele hartfalenpatiënten onder supervisie van de huisarts. Taken van de POH zijn:
(1) Omdat bij bepaalde hartfalenmedicatie (de ARNI’s) het BNP niet gebruikt kan worden, gaat de voorkeur uit naar het gebruik van NT-proBNP