Diagnostiek

Diagnostiek

Anamnese en lichamelijk onderzoek

CE is een klinische diagnose met arbitraire kenmerken, doch waarbij jeuk altijd wordt gerekend tot een hoofdcriterium. Bij het stellen van de diagnose CE kunnen de criteria van Williams gebruikt worden.

Criteria van Williams
Hoofdcriterium Jeuk
Nevencriteria (tenminste 3 van de 5) 1 Voorgeschiedenis waarbij het eczeem gelokaliseerd was in plooien, zoals in elleboogplooien, knieholten, nek en/of wreef
2 Persoonlijke voorgeschiedenis van astma of hooikoorts (of bij eerstegraads familielid bij patiënten jonger dan 4 jaar)
3 Een voorgeschiedenis van een droge huid in het afgelopen jaar
4 Zichtbaar flexuraal eczeem (of eczeem van wangen, voorhoofd en/of strekzijde ledematen bij kinderen jonger dan 4 jaar)
5 Begin van de aandoening jonger dan 2 jaar (dit criterium vervalt als het kind jonger is dan 4)

Op basis van de op de voorgrond tredende klinische kenmerken kan de differentiaaldiagnose wisselen. Wanneer de droge huid op de voorgrond blijft staan ondanks adequate behandeling met emolliens, kan de verdenking bestaan op ichthyosis, eventueel in combinatie met het eczeem. Aanvullend histologisch en genetisch onderzoek naar ichthyosis is dan gewenst. Urticaria die ontstaan binnen zes uur na een prikkel kunnen verward worden met eczeem. Als vooral de plooien zijn aangedaan, dient luierdermatitis of seborroïsch eczeem (behalve in de bilregio ook in de andere plooien) uitgesloten te worden. Bij twijfel over diagnose/DD verwijzen naar dermatoloog of kinderarts. Een mogelijk hulpmiddel bij het vaststellen van de ernst van het eczeem is de TIS score (wordt ook gehanteerd in NHG standaard en richtlijn voedselallergie JGZ). Deze staat in bijlage 1.

Aanvullend (diagnostisch) onderzoek

Sensibilisatie (specifiek IgE serologisch, huidpriktesten)
Eczeem is een klinische diagnose. In principe dient er bij eczeem geen aanvullend (sensibilisatie) onderzoek te worden verricht. De kans dat een koemelkallergie van invloed is op het eczeem, is bij kinderen jonger dan een half jaar met mild tot matig eczeem zeer klein. Bij kinderen ouder dan één jaar is er geen causale relatie tussen voedselallergie en CE aangetoond. Cave: kinderen met CE kunnen wel een voedselallergie hebben. In derdelijns centra heeft circa 30% van de kinderen met matig tot ernstig CE een voedselallergie. Deze uit zich in acute allergische klachten zoals urticaria. Meestal betreft dit één of meer voedselallergenen: koemelk, kippenei, pinda en noten. Voedselallergie voor andere voedselallergenen (zoals tarwe, soja, groente en fruit) komt weinig voor bij jonge kinderen. Bij CE heeft aanvullend onderzoek naar sensibilisatie voor inhalatieallergenen geen therapeutische consequenties.