Heupdysplasie bij kinderen - RTA ZO Brabant

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Heupdysplasie bij kinderen - RTA ZO Brabant

Heupdysplasie bij kinderen - RTA ZO Brabant

Aanleiding

In oktober 2010 heeft het NHG een LESA Developmental Dysplasia of the Hip (DDH) uitgebracht, waarin gesteld wordt dat lokale partijen afspraken moeten maken over de directe doorverwijzing van jeugdarts/ huisarts naar een radioloog en (kinder)orthopedisch chirurg bij verdenking op een (ernstige) dysplastische ontwikkeling van de heupgewrichten of heupluxatie bij jonge kinderen. Enerzijds kan het niet tijdig behandelen van DDH leiden tot ernstige degeneratieve afwijkingen en ernstige invaliditeit; anderzijds moet het risico op ischemische necrose van de femurkop bij de behandeling met een spreidprothese worden voorkomen. Specifieke aandacht wordt gevraagd voor afspraken over de rolverdeling tussen de zorgverleners alsmede de onderlinge patiëntgebonden communicatie.

Doelstelling

Eenduidige regionale afstemming m.b.t. de verwijsmogelijkheden voor jeugdarts / huisarts t.b.v. (vroeg)diagnostiek en behandeling van jonge kinderen met (een verdenking op (ernstige)) Developmental Dysplasia of the Hip (DDH) om de progressie naar ernstiger vormen DDH te voorkomen en de prognose van het aangedane jonge kind te verbeteren. Doelstelling is tevens om ouders en kind(eren) optimaal te faciliteren in de weg naar goede en nabije zorg.

Definitie

De aandoening DDH kent een glijdende schaal van dysplasie tot luxatie. Het natuurlijke beloop van een neonataal luxeerbare heup is in de meeste gevallen gunstig: 80 - 90% herstelt spontaan in de eerste 3 levensmaanden. De rest zal zonder behandeling overgaan in dysplasie en eventueel luxatie, met in een groot deel van de gevallen een coxartrose tot gevolg. De prevalentie van alle vormen van DDH in een zuigelingenpopulatie is 3-4%; de prevalentie van een heupluxatie is 1 á 2 per duizend kinderen. Dit betekent dat een huisarts per jaar gemiddeld één kind met DDH in de praktijk heeft en de jeugdarts per jaar ± 10 kinderen ziet met DDH.