Verwijzing van 1e naar 2e lijn

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Verwijzing van 1e naar 2e lijn

Verwijzing van 1e naar 2e lijn

e. Verwijzing van 1ste naar 2de lijn
Spoed verwijzing per ambulance indien:

  • de patiënt hemodynamisch instabiel is.

Direct overleg met cardioloog is noodzakelijk:

  • indien een patiënt korter dan 48 uur atriumfibrilleren heeft, tenzij geen indicatie is voor ‘rhythm control’. Cardioversie is dan vaak succesvol en kan zonder antistolling plaatsvinden. Bij onvoldoende daling van de ventrikelfrequentie zal het volgende beleid worden gehanteerd:
    • eerste keuze is een bètablokker;
    • indien dit niet helpt starten met een calcium antagonist;
    • indien dit niet helpt starten met digoxine.
  • (om dezelfde reden als hierboven vermeld), bij patiënten die korter dan 48 uur atriumfibrilleren hebben met veel klachten.

Overige verwijsindicaties:

  • Vitale symptomatische patiënt en langer dan 48 uur bestaand atriumfibrilleren;
  • Ventrikelfrequentie <50/min zonder frequentie verlagende middelen;
  • Persisterende klachten ondanks adequate ventrikelfrequentie;
  • Onvoldoende daling van de ventrikelfrequentie door digoxine en bètablokker en/of (vermoeden van) hartfalen;
  • Onvoldoende daling van de ventrikelfrequentie ondanks gebruik van 2 frequentie verlagende middelen;
  • Vermoeden van een hartklepafwijking en/of hartfalen;
  • Aanwezigheid van het Wolff-Parkinson-White-syndroom of plotse hartdood in de familie;
  • Paroxysmaal atriumfibrilleren, wanneer de patiënt therapie wenst ter vermindering van het aantal aanvallen.

Indien niet aan bovenstaande wordt voldaan blijft de patiënt in de eerste lijn. Daarnaast kunnen patiënten behandeld worden door de huisarts indien het gaat om:

  • Patiënten met asymptomatisch atriumfibrilleren;
  • Patiënten met een korte levensverwachting.

Er dient altijd een echo gemaakt te worden ter uitsluiting van klepafwijkingen of hartfalen.

Bij de verwijzing van de patiënt van de 1ste naar de 2de lijn dient een ECG zijn gemaakt (en beoordeeld). Dit ECG dient meegestuurd te worden naar de cardioloog, bij voorkeur digitaal. Daarnaast dient labonderzoek te zijn uitgevoerd (minimaal Hb, schildklier (TSH), natrium, kalium, kreatinine, GFR en nuchter glucose). Deze waarden dienen in de verwijzing worden vermeld.

Bij spoed patiënten zal de ECG worden gemaakt door de ambulancedienst en is er (mogelijk) geen labonderzoek uitgevoerd.

De berichtgeving dient minimaal te bestaan uit:

  • Een uitgevoerd en beoordeeld ECG (evt. Holter of eventrecorder);
  • Waarden van laboratoriumonderzoek (dit bevat minimaal: Hb, schildklier (TSH), natrium, kalium, kreatinine, GFR en nuchter glucose);
  • Tijd hoelang klachten al bestaan of hoelang klachten al aanhouden (vermoeden);
  • Co-morbiditeit en cardiologische voorgeschiedenis van de patiënt (bekend bij CVRM protocol en voorkomen binnen familiegeschiedenis);
  • Alle medicatie van de patiënt (waaronder ook bètablokkers of ACE remmers);
  • Risicofactoren / leefstijl patiënt;
  • Lengte en gewicht van de patiënt.