Verwijzing van 2e naar 1e lijn

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Verwijzing van 2e naar 1e lijn

Verwijzing van 2e naar 1e lijn

e. Verwijzing van 2de naar 1ste lijn
Bij een atriumfibrilleren-patiënt die stabiel is en geen cardiologische controle behoeft wordt terugverwezen naar de huisarts. De patiënt blijft alléén onder behandeling als er een indicatie is die poliklinische controle behoeft.

Een patiënt is niet stabiel (en blijft om die reden onder poliklinische controle) als:

  • Klasse 1 of 3 antiaritmische medicatie wordt toegepast;
  • De patiënt een pacemaker heeft;
  • Onvoldoende frequentieregulatie bij de patiënt is;
  • De patiënt klachten heeft van atriumfibrilleren;
  • De patiënt een bijkomende cardiologische pathologie heeft.

Als de atriumfibrilleren-patiënt niet voldoet aan één of meerdere van bovenstaande criteria, kan de patiënt als stabiel wordt beschouwd. In dergelijke situaties wordt een patiënt verwezen naar de huisarts. Bij verwijzing naar de 1ste lijn komt de atriumfibrilleren-patiënt (i.v.m. co-morbiditeit en controle of de medicatie (NOAC/DOAC) wordt ingenomen zoals bedoeld) periodiek onder controle bij POH of huisarts middels het CVRM protocol. Indien de atriumfibrilleren-patiënt buiten het CVRM protocol valt, dient de huisarts minimaal 1 x p/j de medicatie te controleren. In de 1ste lijn vindt vervolgens evaluatie plaats voor terugverwijzing naar de 2de lijn op basis van criteria gesteld in ‘protocol voor verwijzing van atriumfibrilleren-patiënten van de 1ste naar de 2de lijn’.

De berichtgeving dient minimaal te bestaan uit:

  • Uitgevoerde diagnostiek (o.a. (het beloop van) operaties);
  • Medicatie van de patiënt;
  • Controle nierfunctie en Hb (min. 1 x p/j);
  • Streefcondities/streefwaardes (indien afwijkend).

Indien de patiënt is terugverwezen naar de 1ste lijn ligt de regie bij de huisarts en bepaalt het verdere beleid.