Beleid 1e lijn

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Coronairlijden - RTA | Beleid 1e lijn

Beleid 1e lijn

a. Anamnese
Anamnese:

  • Aard van de klachten;
  • Duur van de klachten;
  • Omstandigheden waaronder klachten optreden.

b. Initieel en aanvullend onderzoek
Lichamelijk onderzoek:

  • Auscultatie van hart en longen, polsfrequentie, bloeddruk, controle van oedemen in voeten en enkels.

Eventueel aanvullende onderzoeken (in diagnostisch centrum of ziekenhuis):

  • Labonderzoek (minimaal lipidenspectrum, nuchter glucose, mineralen, nierfunctie, Hb, Ht en TSH (screen)). Een inspannings-ECG wordt niet standaard verricht.

c. Behandeling huisarts
In geval van stabiele angina pectoris kan de huisarts overwegen de patiënt zelf te behandelen, dan dient minimaal een ECG in rust te zijn gemaakt en vakkundig beoordeeld. Medicatie bestaat uit:

  1. Acetylsalicylzuur;
  2. Statine;
  3. Bètablokker, calciumantagonist en/of nitraat.

Binnen 1 á 2 weken na het starten van de medicatie komt de patiënt bij de huisarts ter evaluatie. Indien medicamenteuze therapie succesvol is en de patiënt ondervindt geen klachten meer wordt de patiënt opgenomen in het CVRM programma.

d. Verwijzing naar 2de lijn
SPOED:

  • Bij verdenking ACS (IAP, STEMI of NSTE-ACS) dient patiënt na telefonisch overleg verwezen te worden naar de EHH van het ziekenhuis, middels ambulance.

ELECTIEF:

  • Verwijzing naar de 2de lijn indien er onzekerheid over de diagnose is (wel/geen AP);
  • Daarnaast ook verwijzing bij een sterk belaste familiegeschiedenis met plotse hartdood op jonge leeftijd (verwijzing cardioloog of klinisch geneticus).

Benodigde informatie bij electieve verwijzing:

  • Anamnestische gegevens (o.a. tijdstip van ontstaan, beloop, reactie nitro, inspanning, uitstraling, misselijkheid, braken, etc.);
  • Lichamelijk onderzoek (o.a. saturatie, auscultatie hart en longen, bleekheid, bloeddruk, hartritme, oedemen, klam, etc.);
  • Huidige medicatie (indien mogelijk bij patiënt aangeven om baxter rol of medicatie doosjes mee te nemen);
  • Risicofactoren (o.a. roken, diabetes mellitus, hypercholesterolemie, hypertensie, familiair belast, zwangerschapshypertensie);
  • Risicostratificatie (o.a. op basis van risicofactoren zoals beschreven in NHG-Standaarden of ESC-richtlijnen);
  • Voorgeschiedenis;
  • Familieanamnese;
  • Indien bekend resultaten van aanvullend onderzoek (o.a. lab, fietstest en/of echo uitgevoerd in de 1ste lijn);
  • Vermelding van niet-reanimeren beleid.
  • Informatievoorziening dient aan de richtlijn Informatie-Uitwisseling tussen Huisarts en Medisch Specialist te voldoen (richtlijn HASP)1.

Bij aanhoudende en herkenbare AP klachten zonder reactie op nitrospray dient de patiënt in deze situatie 112 te bellen. Indien wel reactie op nitrospray dient er overleg met de huisarts plaats te vinden of eerdere controle bij specialist noodzakelijk is.

1 Nederlands Huisartsen Genootschap & Federatie Medisch Specialisten: Richtlijn informatie-uitwisseling tussen huisarts en medisch specialist (HASP): benaderbaar via https://www.nhg.org/themas/publicaties/richtlijn-informatie-uitwisseling-tussen-huisarts-en-specialist-hasp