Behandeling: alle toedieningsvormen

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Sondevoeding in de thuissituatie - RTA - Zuidoost Brabant | Behandeling: alle toedieningsvormen

Behandeling: alle toedieningsvormen

 

Huisarts :

  • Screent op risico refeeding syndroom en behandeld dit alvorens te starten met
    sondevoeding bij ernstig risico is kortdurende opname geïndiceerd
  • Diëtist inschakelen (zie netwerk) of indien deze al in behandeling overleg over
  • De geschikte toedieningsweg, of orale inname mogelijk/geoorloofd is en of er risico op
    refeeding syndroom bestaat

Bij neusmaagsonde:

  • Formulier voor verzoek tot uitvoeren van voorbehouden of risicovolle handelingen (zie
    bijlage) ondertekenen en meegeven aan patiënt ten behoeve van de
    thuiszorgverpleegkundige die bevoegd en ervaren is voor het inbrengen van de
    neusmaagsonde (BIG-geregistreerd).
  • Als er sprake is van een obstructie in de slokdarm of maag, moet overwogen worden of
    inbrengen door een maag-darm-leverarts geïndiceerd is.

Bij duodenum/PEG/PEJ:

  • Consulteert maag-lever-darm arts voor plaatsing duodenumsonde.
  • MDL arts schakelt maag-darm-lever-verpleegkundige bij aanleggen van PEG/PEJ, deze
    informeert patiënt over operatie en schakelt transferverpleegkundig in voor (wond)zorg thuis
    gedurende de eerste week door een gespecialiseerd verpleegkundige (VTT)
  • 6 uur na plaatsing van PEG/PEJ, kan gestart worden met voeden.
    Bolusvoeding is NIET mogelijk bij duodenumsonde en PEJ; attentie bij medicatie door
    sonde, ruim naspoelen met water kan klachten geven.

Diëtist:

  • Bepaalt soort en hoeveelheid sondevoeding, bestelt pomp en materialen via facilitair bedrijf;
  • Bespreekt het opbouwschema met patiënt en informeert via het zorgplan of telefonisch de
    verpleegkundige
  • Zo nodig rekening houdend met labwaarden bij risico op refeeding syndroom
  • Bij risico refeeding syndroom wordt gestart met 10 kcal/kg/d en opgebouwd met 5-10 kcal/kg
  • Bij afwijkende labwaarden wordt niet opgebouwd.
  • Extra glucose oraal of iv wordt vermeden
  • Informeert patiënt over soort en hoeveelheid sondevoeding en orale voeding
  • Bespreekt dagelijks weegplan
  • Regelt indicatie verpleegkundige zorg.
  • Benaderd verpleegkundige van thuiszorg voor het inbrengen van de sonde, toediening van
    sondevoeding via een pompsysteem volgens dieetbehandelplan

Verpleegkundige :

Bij neusmaagsonde :

  • Brengt neusmaagsonde in volgens Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige
    handelingen (Vilans) waarin uitvoerig handelingen en mogelijke complicaties zijn
    beschreven.

Bij PEG/PEJ :

  • Zorgt 1e week voor (wond)zorg, waarbij de sonde nog niet gedompeld of gedraaid wordt.
    Sluit voeding aan, stelt pomp in en maakt afspraak voor verwisselen van voeding
    Informeert patiënt hoe te handelen bij vragen, storing van pomp etc.