Doelgroep en orgaanspecifieke indicatoren

U bevindt zich hier: Home | Werkafspraken | Transmurale afspraken | Tijdig spreken over het levenseinde - RTA ZO Brabant | Doelgroep en orgaanspecifieke indicatoren

Doelgroep en orgaanspecifieke indicatoren

De uitdaging is tijdig die patiënten te identificeren die van palliatieve zorg kunnen profiteren. Dat zijn patiënten met een verhoogd sterfterisico: patiënten met een ongeneeslijke maligne aandoening en patiënten met een progressieve chronische
aandoening.

Hoewel artsen geneigd zijn de levensverwachting van deze patiënten te overschatten kan de surprise question (“Zou het me verbazen als deze patiënt binnen een jaar komt te overlijden ?”) helpen deze groep te identificeren.
De volgende niet-ziekte gebonden bevindingen kunnen u hierbij helpen:

  • Slechte of afnemende performance status , met beperkte reversibiliteit (hulp nodig bij persoonlijke verzorging, in bed of stoel >  50%  per dag);
  • Twee of meer niet geplande ziekenhuisopnames in de afgelopen 6 maanden;
  • Zorgafhankelijkheid  i.v.m. fysieke of geestelijke gezondheidsproblemen;
  • Significant gewichtsverlies ( 5-10%) in de laatste 3-6 maanden en / of lage BMI;
  • Aanhoudende refractaire symptomen, ondanks optimale behandeling of andere onderliggende problemen;
  • Wonend in een verpleeghuis of verzorgingshuis, of heeft intensieve thuiszorg nodig;
  • Patiënt vraagt om ondersteunende en palliatieve zorg, of grenzen aan de behandelingen.

Voor veelkomende ziektegroepen kunnen orgaanspecifieke indicatoren u helpen bij het identificeren van patiënten, voor wie het “tijdig spreken over het levenseinde” aangewezen kan zijn (1) :

1. Kanker

  • Functionele achteruitgang t.g.v. progressieve gemetastaseerde kanker;
  • Te kwetsbaar voor tumorgerichte behandeling of behandeling is alleen gericht op symptoomcontrole.

 2. Dementie/frailty

  • Hulp nodig bij aankleden, lopen en eten;
  • Verminderd eten en drinken, slikproblemen;
  • Incontinentie voor urine en ontlasting;
  • Niet meer in staat tot verbale communicatie, weinig  sociale interactie;
  • Femurfractuur, frequent  vallen;
  • Recidiverende koortsperiodes of infecties, aspiratiepneumonie;
  • Neuropsychiatrische symptomen.

3. Neurologische aandoeningen

  • Progressieve fysieke en/of geestelijke achteruitgang ondanks optimale therapie;
  • Spraak- en communicatieproblemen en slikstoornissen;
  • Recidiverende aspiratiepneumonie, kortademigheid of respiratoire insufficiëntie;
  • Neuropsychiatrische symptomen.

4. Hart/vaatziekten

  • NYHA klasse III/IV hartfalen, of ernstig onbehandelbaar coronair lijden met: kortademigheid of pijn op de borst in rust of bij minimale inspanning;
  • Ernstig, inoperabel perifeer vaatlijden.

5. Longfalen

  • Ernstig chronische longziekte met kortademigheid in rust of bij lichte inspanning tussen exacerbaties;
  • Komt in aanmerking voor langdurige  zuurstoftherapie;
  • Komt in aanmerking voor beademing i.v.m. respiratoire insufficiëntie of beademing is gecontra-indiceerd;
  • Rechtsdecompensatie.

6. Nierfalen

  • Stadium 4 of 5 chronische nierziekte (eGFR < 15 ml/min) met afnemende gezondheid;
  • Nierfalen als complicatie bij andere levensbedreigende situaties of behandelingen;
  • Niet gestart of gestopt met nierdialyse;
  • Symptomatisch nierfalen: misselijkheid, anorexie, jeuk, vochtretentie.
NB. Veel patiënten met een slechte nierfunctie blijven lang stabiel.

7. Leverfalen

Gevorderde levercirrose met één of meer complicaties in het afgelopen jaar:

  • Ascites, niet reagerend op diuretica;
  • Hepatische encefalopathie;
  • Hepatorenaal syndroom;
  • Bacteriële peritonitis;
  • Recidiverende varicesbloedingen.

 (1) Bron: Supportive and Palliative Care Indicators Tool, (SPICT)  The University of EDINBURGH, April 2015 www.spict.org.uk.