Diagnostiek

Diagnostiek

De oorzaak van een zwelling in de hals kan zeer uiteenlopend zijn(1):

  • Lymfeklier gerelateerde aandoeningen;
  • speekselklier gerelateerde aandoeningen;
  • Schildkliergerelateerde aandoeningen;
  • Overige aandoeningen (o.a. halscyste).
NB.Een zwelling in de hals kan een metastase zijn van een maligniteit in het KNO gebied 

Indicaties voor een echografie:
Elke palpabele afwijking die niet direct maligne imponeert, dus die niet hard en onregelmatig aanvoelt. Indien gedacht wordt aan een infectieuze oorzaak speelt echografie geen belangrijke rol bij de diagnostiek en kan gericht serologische onderzoek veel meer bijdragen.

Klinisch schildklierzwelling
Differentiatie tussen een benigne of maligne nodus gebeurt altijd via een schildklierpunctie. Indien na een echo een schildkliernodus blijkt, dan dient verwezen te worden naar de internist voor een cytologische punctie (zie verder tabel 1 voor het beleid na uitslag)

NB. Bij vermoeden van een schildkliergerelateerde zwelling een echo altijd combineren met bepaling van het TSH, en bij afwijkende waarde het vrij t4. Een verhoogd TSH bij presentatie geeft een hogere kans op maligniteit. Een palpabele nodus heeft een risico op maligniteit van 5%.


Klinisch lymfeklierzwelling
Bij een lymfeklierzwelling is de klinische verdenking op maligniteit sterk leeftijdsafhankelijk. Een klier van > 1 cm die vast is, is suspect en dient te worden verwezen naar de 2e lijn (internist of KNO arts). Bij een drukpijnlijke of benigne imponerend niet pijnlijke  lymfeklier kan 3-4 weken worden afgewacht. Als het persisteert wordt gericht serologisch(1) onderzoek verricht. Bij geen serologische afwijkingen kan een echo worden aangevraagd. Een cytologische punctie zal daarbij vrijwel nooit worden verricht. Bij verdenking op een mycobacteriële infectie (TBC of atypische mycobacteriën) is het verrichten van een punctie een kunstfout; er kunnen dan fistels ontstaan. Bij deze infectie wordt er gestart met antituberculostatica en/of totale excisie. Bij hoge uitzondering wordt er in de tweede lijn wel eens materiaal uit een (geabcedeerde) lymfklier afgenomen voor kweek. Bij verdenking plaveiselcelcarcinoom, zeker bij een anamnese met alcohol en/of nicotineabusus, verwijzen naar de 2e lijn (KNO arts/kaakchirurg/chirurg met expertise (3).

Klinisch overige zwellingen
Mediane halscyste: een echografie is voldoende om de diagnose te stellen. Daarna verwijzen naar de 2e lijn (KNO arts/kaakchirurg/chirurg met expertise (3) voor extirpatie.

Indicatie voor een echografie met mogelijk een cytologische punctie (FNA2)
Een gelokaliseerde speekselklierzwelling.

Klinisch speekselklierzwelling
Bij een speekselklierzwelling is onderscheid tussen een gelokaliseerde of een diffuse zwelling relevant. Bij een gelokaliseerde zwelling (zowel benigne als maligne) kan de huisarts zelf een echografie met cytologische punctie aanvragen. De radioloog geeft de aanvrager na het onderzoek advies: terug naar de huisarts of doorverwijzen naar de 2e lijn (kaakchirurg/KNO arts/chirurg met expertise op dit gebied(3). Bij een persisterende (> 2 weken) of recidiverende diffuse zwelling is verwijzing naar de kaakchirurg/KNO arts(3) zinvol voor aanvullend onderzoek naar mogelijke oorzaken zoals sialolithiasis, banale parotitis, auto-immuun aandoeningen of andere afwijkingen (zie ook bijlage 1).
De radioloog beoordeelt aan de hand van het echografisch beeld of een cytologische punctie geïndiceerd is. meestal wordt voor de punctie een nieuwe afspraak gepland. De radioloog geeft bij de uitslag van de echo met evt. cytologische punctie altijd een advies aan de aanvrager voor het te volgen beleid.

NB. Bij het verrichten van een punctie worden de richtlijnen van de Trombosedienst gehanteerd: INR < 2.0. Bij gebruik van DOAC's: 2-4 dgn staken, e.e.a. afhankelijk van nierfunctie en soort DOAC.

(1) Mogelijke oorzaken van een zwelling in de hals:

Lymfadenitis (Streptococcen/Staphylococcus aureus)
Tuberculose (Mycobacterium tuberculosis)
Atypische mycobacteriën
Kattenkrabziekte (Bartonella henselae)
Toxoplasmose (Toxoplasma gondii)
Actinomycose (Actinomyces israellii)
Mononucleosis Infectiosa (Epstein-Barr virus)
Cytomegalovirus infectie
HIV (humaan immunodeficiëntievirus)
Gonorrhoe/Chlamydia/Lues
Auto-immuun: Sarcoïdose, Kikuchi, SLE etc
Hodgkin/non-Hodgkin lymfoom
Parotitis (e.g. bof door paramyxovirus)
Parotistumor: benigne, maligne
Overige parotis gerelateerde aandoeningen (sialolithiasis)
Metastase maligniteit KNO gebied of elders
Mediane en laterale halscysten
Schildkliernodus: benigne, maligne

(2) Fine Needle Aspiration
(3) In elk ziekenhuis geldt een ander beleid; huisartsen kunnen als ingang een van de genoemde specialismen kiezen; via ZorgDomein wordt naar het juiste specialisme verwezen.